door Hans Peeters / foto boven Bennie van der Weide
De scholekster is door zijn opvallende uiterlijk een opmerkelijke verschijning in weidevogelland. Hoewel het oorspronkelijk een echte kustvogel is, die nog steeds op de Wadden is te vinden. De Friese naam ‘strânljip’ ofwel strandkievit verwijst daar al naar. Tegenwoordig komen scholeksters overal in het binnenland voor tot zelfs midden in de steden. Ze broeden er op platte daken, die als alternatief dienen voor de schelpenstranden. Een teken dat het langs de kust en in de weilanden een stuk minder aantrekkelijk is geworden voor de soort.

Extroverte vogel
Zoals gezegd zijn scholeksters opvallend met hun zwart-witte keel, fel oranje snavel en roze poten. Ook vocaal is de scholekster nadrukkelijk aanwezig. Het hoog schetterende tepiet-tepiet-tepiet klinkt al van verre. “Ze maken veel kabaal en zijn echte onruststokers,” aldus Murk. “Mijn vader had niet veel met ze op. Hij zag veel liever kieviten op zijn land. Als ze kuikens hebben zijn ze helemaal fel, hoewel dat wel minder lijkt dan vroeger.” Waarom dat is, daar heeft Murk geen antwoord op. In ieder geval waren scholeksters vroeger in Gruttoland talrijker dan tegenwoordig. Begin jaren negentig waren 29 of 30 broedparen geen uitzondering. Hoe komt dat dan? Murk: “Het was toen veel natter in het land en er was gemakkelijker voedsel te vinden. Dankzij bemaling door het Waterschap is het al jaren veel droger, waardoor de aantallen scholeksters zijn afgenomen.”


Zes broedparen
Of scholeksters zorgzame ouders zijn, is maar de vraag. “Als er weinig voedsel is, dan eet ie dat zelf op en voert niet zijn jongen,” weet Murk te vertellen. “Is er wel volop eten dan voert hij ook zijn kuikens. Scholeksters zijn wel nestvlieders, maar worden in het begin toch gevoerd door de ouders. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld jonge kluten, die direct zelf hun voedsel zoeken.”
De laatste jaren broeden er steeds zes tot acht paren scholekster in Gruttoland. In het begin van het broedseizoen van 2022 zag het er naar uit dat er slechts drie paren broedden. Tijdens de derde alarmtelling konden echter zes broedparen genoteerd worden. Daarmee wordt de trend van de laatste jaren voortgezet.


Scholeksterpaspoort
Wetenschappelijke naam: Haematopus ostralegus; Friese naam: strânljip
Herkenning: opvallend zwart-wit; oranje snavel, roze poten, gelijk
Lengte: 40 – 45 cm; spanwijdte: 80 – 86 cm.
Geluid: schetterend tepiet-tepiet-tepiet
Voedsel: schelpdieren langs de kust; wormen in binnenland
Gedrag: buiten broedseizoen in grote groepen
Leefgebied: weide- en kustvogel, ook op daken van gebouwen
Nest: nestelt op grond
Aantal eieren: 3 – 4 eieren, broedduur: 24 – 27 dagen
Vliegvlug: nestvlieders, kunnen na 28 – 32 dagen vliegen
Trek: deels standvogel, jongen trekken naar Zuid-Frankrijk of Spanje
Voorkomen: broedparen 35.000 – 43.000; winter 170.000 – 190.000 Gruttoland: 6 – 8 broedparen

Verder zijn er de afgelopen weken schitterende foto’s gemaakt in Gruttoland, waarvan we u een selectie niet willen onthouden:











Het bericht Schetterende scholeksters verscheen eerst op Agrarisch Natuurfonds Fryslân.